Tot augustus 2015 waren er diverse instanties in Nederland die erkenning verstrekte aan bedrijven voor het begeleiden van MBO leerlingen. Als je als bedrijf zo’n erkenning bemachtigde, dan mocht je jezelf Erkend Leerbedrijf noemen. Niet ieder bedrijf is geschikt om leerlingen te begeleiden of voldoende vakinhoudelijke kennis mee te geven. Er wordt door de instanties serieus naar de bedrijven gekeken of ze hiervoor in aanmerking komen. Het bekendste (grootste) instituut is ECABO.
Vanaf 1 augustus neemt de stichting Samenwerken Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) deze taken over. Hier wordt de kennis gecentraliseerd en werkt bedrijfsleven en het beroepsonderwijs samen aan thema’s als kwalificatiestructuur, examens, beroepspraktijkvorming en opleidingsaanbod. Daarmee optimaliseert SBB de aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt. Met als doel: voldoende en deskundige vakmensen.
stichting Samenwerken Beroepsonderwijs Bedrijfsleven
Binnen de Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) werken onderwijs en bedrijfsleven gezamenlijk aan de toekomst van het beroepsonderwijs. Bijna dagelijks spreken zij over de eisen die reëel aan beginnende beroepsbeoefenaren kunnen worden gesteld, de goede begeleiding van studenten gedurende hun verplichte stage in een bedrijf of instelling en de afstemming van vraag naar en aanbod van opleidingen. Omdat dit structureel gebeurt onder gedeeld eigenaarschap en wisselend voorzitterschap van ofwel onderwijs ofwel bedrijfsleven, ligt er een stevige basis onder de samenwerking. Van daaruit kan vertrouwenwekkend verder gebouwd worden aan het middelbaar beroepsonderwijs van de toekomst.
Eens zijn we het over het grote perspectief: de maatschappij verandert. Het beroepsonderwijs verandert mee. En ook de student zelf. Ook na diplomering bouwt hij/zij verder aan een portfolio dat zijn/haar inzet op de arbeidsmarkt flexibel en sterk maakt. Uit noodzaak. Onderwijs en bedrijfsleven bouwen daarbij verder op een stevig fundament dat er al ligt. In de toekomst komen nieuwe opleidingen sneller tot stand, maar wel met een geborgde kwaliteit en herkenbaarheid. Hierbij blijft een balans tussen ruimte en maatwerk op regionaal en individueel niveau enerzijds en herkenbaarheid, geborgde kwaliteit en waarde van een mbo-diploma op landelijk niveau vereist.
Eens zijn we het over de noodzaak dat jongeren naar de toekomst toe, naast kennis en kunde voor een goede start op de arbeidsmarkt ook over een breed pakket van kennis en vaardigheden moeten beschikken, bedoeld om juist de duurzame inzet op termijn te stimuleren. Dus Nederlands, rekenen en burgerschap zijn belangrijke ingrediënten. De vraag is dan wel of dit ook zo, in dezelfde mate, zou moeten gelden voor oudere studenten die al enige tijd werkervaring hebben.
In het licht van maximale talentontplooiing zijn er het erover eens dat we, over de onderwijssectoren heen, moeten kijken naar de aansluiting tussen avo- en beroepsonderwijs. De randvoorwaarden die de wetgever stelt, moeten dan wel op orde zijn.
Eens zijn we het over de noodzaak dat jongeren onderwijs krijgen van goede docenten met kennis van de beroepspraktijk. De waarde van kennis en vaardigheden van docenten die zelf praktische werkervaring hebben opgedaan in het bedrijfsleven en goed op de hoogte zijn van de ontwikkelingen in het desbetreffende werkveld kan moeilijk overschat worden. Docenten moeten, ook voor het jeugdonderwijs, goed bij kunnen blijven qua vakinhoud en voor wat betreft de ontwikkelingen in de bedrijven. Onderwijs en bedrijfsleven zijn verder van mening dat werknemers, werkzaam in het bedrijfsleven, structureel parttime voor de klas moeten kunnen staan in het MBO. Aan hen mogen overigens best eisen worden gesteld aan hun vermogen om een groep studenten te boeien en kennis en kunde aan studenten over te brengen, mits die eisen maar reëel zijn. Heel praktisch: onderwijs en bedrijfsleven verkennen of de inzet van praktijkopleiders uit de bedrijven, meer dan nu al gebeurt, in een goede dialoog met docenten uit het mbo aan onderlinge kruisbestuiving en kennisuitwisseling kunnen werken. Daarbij gaat het om praktische en vakinhoudelijke kennis en om de pedagogisch-didactische werkwijze.
Eens zijn onderwijs en bedrijfsleven het over de noodzaak om over een paar jaar niet weer een nieuwe, grote ronde van herziening van kwalificaties in te lassen. Eerder hebben we met elkaar een weg te zoeken naar incrementele aanpassingen, maatwerkafspraken op regionaal niveau met draagvlak van onderwijs en bedrijfsleven aldaar en een goede, flexibele inzet van keuzedelen. Inspelen op regionale behoeften moet mogelijk zijn. Tegelijkertijd taxeren we wel dat landelijke basisafspraken ook in 2025 zeker nog aan de orde zijn. Onderwijs en bedrijfsleven, verenigd binnen SBB, verwachten van de overheid dat zij deze balans tussen ruimte voor regionale behoefte en landelijke borging van de waarde van diploma’s bevordert.
Eens zijn we het over een van de meest in het oog springende elementen uit het recente Manifest van de mbo-bestuurders, namelijk dat vroege selectie van leerlingen voor avo- of beroepsonderwijs een probleem is dat serieuze aandacht verdient. Dit te erkennen is in het belang van het héle onderwijs. Ook de OECD attendeert Nederland bij herhaling op deze zwakte. Het is van belang om de juiste leerlingen (kwalitatief en kwantitatief) op MBO- dan wel op HBO niveau op te leiden met een stimulerende en passende route door het voortgezet onderwijs. Ook blijkt in de praktijk dat leerlingen die nu uitvallen in de HAVO het goed doen in het MBO maar dat deze stap vaak als een negatieve (want “terugval”) wordt gezien. In aansluiting op de voorstellen van de alliantie van MBO-Raad, NRTO en JOB stellen bedrijfsleven en onderwijs in SBB voor om open het gesprek hierover te voeren. De opties die het manifest daarbij aanreikt zijn de moeite van het verkennen zeker waard.
Onderwijs en bedrijfsleven hebben tezamen een ambitieuze agenda binnen SBB. Die zullen we tegen de achtergrond en onderweg naar 2025 uitvoeren. Graag doen we dat in goed overleg met de overheid die SBB het vertrouwen heeft gegeven een aantal belangrijke wettelijke taken voor wat betreft het mbo goed uit te voeren. SBB zal daarbij overigens steeds ook de ogen open houden naar de ontwikkelingen in het voortgezet onderwijs en het hoger beroepsonderwijs. Daarmee zijn de jongeren van nu namelijk het meeste gediend.